Een soortgelijk precedent vond plaats in de geschiedenis van Noord-Cyprus. In 2004 werd door een rechtbank in Zuid-Cyprus vastgesteld dat het Britse echtpaar Oramsa vóór 1974 het land van de Grieks-Cypriotische Apostolides had betreden. De rechtbank beval de Oramses om het gebouw dat ze hadden gebouwd te slopen, het pand aan Apostolides over te dragen en een schadevergoeding te betalen.
Het Europese Hof van Justitie bevestigde de wettigheid van dit besluit en schiep daarmee een belangrijk juridisch precedent over de rechten van de oorspronkelijke eigenaren van onroerend goed. Dit precedent vormde jarenlang een ernstig obstakel voor de aan- en verkooptransacties van onroerend goed in Noord-Cyprus. Als resultaat van dit precedent verscheen er een onofficiële verdeling van eigendomsrechten: Turks, uitwisseling en geschenk (TDM) .
Sinds 2010 heeft het rechterlijke precedent zijn relevantie verloren, omdat het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna het EHRM genoemd) erkende dat niet alleen de oorspronkelijke bewoners (Grieks-Cyprioten), maar ook de huidige eigenaren van huizen in het noordelijke deel van Cyprus hebben recht op eigendom.
Het EHRM erkende ook de activiteiten van de Noord-Cyprus Vastgoedcommissie, opgericht in 2005 in overeenstemming met Wet nr. 67/2005, als een effectief mechanisme voor het beoordelen en herstellen van schade met betrekking tot onroerend goed dat voorheen eigendom was van Grieks-Cyprioten.
Het juridische precedent van Apostolides v. Orams is dus niet relevant en wordt sinds 2010 niet meer toegepast.